Wat hebben jonge bedrijven nodig om te kunnen groeien? De BOM stelde die vraag begin 2017 aan meer dan 500 Brabantse mkb-bedrijven. Hieruit bleek dat bijna al deze bedrijven op zoek zijn naar kapitaal, maar dat slechts 3% investeringsrijp is. Tegelijkertijd heeft 30 tot 40% van de ondervraagde ondernemingen wel de potentie om aan de voorwaarden van kapitaalverstrekkers te voldoen.
Kortom, hier is een wereld te winnen. Vanuit die gedachte ontwikkelde de BOM vorig jaar het investor readiness programma. Dit 10-weken durende programma biedt jonge bedrijven alle tools die nodig zijn om een succesvolle financieringsaanvraag te kunnen indienen: van marktvalidatie en een team assessment tot een risicoanalyse en ontwikkeling van de IP-strategie.
De pilot startte eind 2017 en inmiddels hebben de eerste bedrijven het programma doorlopen. In 2018 willen we in totaal 40 bedrijven op deze manier begeleiden. Hieronder delen twee deelnemers hun ervaringen. “We komen nu bij investeerders veel beter beslagen ten ijs.”
Case BioscienZ: 'Met een volgende startup zou ik zeker weer meedoen'
“Bij BioscienZ hebben we veel ervaring met het bouwen van businesses, maar externe financiering ophalen doen we bijna nooit. Dat is een tak van sport waar je je weg in moet vinden. En daar helpt dit programma heel goed bij.”
Aan het woord is Christian Koolloos van BioscienZ, een microbiologisch onderzoeksbureau uit Breda. Koolloos leidt daar een innovatieproject voor de productie van microbieel eiwit. Het idee is om lokale groentestromen te gebruiken voor de kweek van micro-organismen die op hun beurt kunnen worden verwerkt tot een eiwitrijk ingrediënt voor voedingsmiddelen.
Pivot
Toen Koolloos aan het investor readiness programma begon, zat het project middenin een pivot. In juni 2017 ontving BioscienZ als een van de winnaars van de New Food Challenge een cheque voor een haalbaarheidsonderzoek. Hieruit bleek dat er grote kansen liggen voor de toepassing van microbieel eiwit in menselijke voeding zoals vleesvervangers en andere processed foods.
“Aanvankelijk was het plan om eiwit voor veevoer te produceren, maar opeens was de food case veel concreter dus gingen we daarmee verder”, vertelt Koolloos. “Hierdoor moest er zo snel mogelijk een nieuwe businesscase komen. Alles wat we tijdens het investor readiness programma leerden, konden we gelijk daarvoor gebruiken.”
Een echte kwaliteitsbooster
Koolloos prijst vooral de scherpte van het programma. “Ons verhaal klonk logisch in ons hoofd, maar voor een investeerder was dat het misschien helemaal niet. Door de kritische vragen tijdens de sessies werden we geregeld uit onze tunnel gesleurd.”
Zo daagden de business developers van de BOM Koolloos uit op zijn plan om eerst een proeffabriek te bouwen. “Voor mij was het duidelijk waarom we een proeffabriek nodig hadden: om de opschalingsrisico’s eruit te halen. Maar toen gingen ze verder: Hoeveel mensen heb je nodig? Wat gaan zij doen? Moet je de fabriek helemaal zelf bouwen? Door die vragen hebben we uiteindelijk besloten om minder zelf te bouwen en meer kant-en-klare units te huren.”
“Het is fijn om met mensen te sparren die snappen hoe investeerders denken. In relatief korte tijd hebben we heel veel nuttige feedback gekregen om ons plan aan te scherpen, waardoor we bij investeerders veel beter beslagen ten ijs komen. Met een volgende startup zou ik zeker weer meedoen. Het is echt een kwaliteitsbooster.”
Geen nadelen
Inmiddels is het businessplan af; nu is het tijd om op zoek te gaan naar financiering voor ontwikkeling van de proeffabriek. Daarbij gaat BioscienZ uit van het tijdens het programma aangescherpte plan. Koolloos is vol vertrouwen én ambitie. “Over een paar jaar hebben we een technologie waarmee we overal ter wereld eiwitten kunnen maken. Dat doen we met suikerbieten, aardappelen of andere gewassen die lokaal beschikbaar zijn, waardoor de carbon footprint minimaal is. Bovendien voegen we voedzame eiwitten toe aan het menselijk dieet, wat goed is voor de volksgezondheid. Eigenlijk heeft ons product geen nadelen.”
Case Glanum Medical: ‘Zonder deze springplank waren we nog lang niet zo ver geweest’
“Het investor readiness programma heeft ons hyperfocus gegeven. Ons idee was jarenlang een typische keukentafeldiscussie, omdat we druk waren met andere dingen. Door het programma kregen we een gigantische stok achter de deur. We moesten opeens meters maken, en dat heeft ons veel gebracht.”
Inge Sieben en Frank Everaerts, die privé ook partners zijn, willen met Glanum Medical een oplossing bieden voor een hardnekkig probleem in de huisartsenzorg. Patiënten worden bij een vermoeden van hartritmestoornissen nog onnodig vaak naar de cardioloog doorverwezen. Dat is onprettig voor patiënten die soms maanden in onzekerheid op een afspraak wachten en het is kostbaar, omdat de dure tweedelijnszorg onnodig wordt belast.
Glanum wil een comfortabele en betaalbare ECG-pleister ontwikkelen, waarmee het hartritme van een patiënt 96 uur lang kan worden gemonitord. Op basis daarvan kan de huisarts een betere inschatting maken, wat moet leiden tot minder onnodige doorverwijzingen.
De huisarts ontzorgen
Sinds het investor readiness programma van de BOM is de pleister echter nog maar een deel van het verhaal van Glanum. Sieben neemt ons mee naar een brainstormsessie vroeg in het programma. “Een van de business developers van de BOM opperde: hoe ga je de pleister bij de huisarts en de patiënt krijgen? Er werd een plaatje op het bord getekend van de hele route tot aan de diagnose. Welke partijen zijn erbij betrokken, van wie kun je weerstand verwachten? Toen viel bij mij het kwartje: dit gaat alleen werken als we de huisarts helemaal kunnen ontzorgen.”
Sindsdien draait alles bij Glanum om de ontwikkeling van een zogeheten eerstelijns virtueel diagnostisch centrum. “De huisarts plakt alleen de pleister. Wij lezen de resultaten uit, zetten deze in het systeem, onze cardioloog logt in en stelt de diagnose die we vervolgens doorsturen naar de huisarts.”
Punt 0
Inmiddels is het businessplan af en heeft Glanum onder begeleiding van de BOM een aanvraag voor Vroegefasefinanciering ingediend. Met dat geld wil het jonge bedrijf een haalbaarheidsonderzoek uitvoeren. Daarna volgt de ontwikkeling van het virtueel diagnostisch centrum en – in een later stadium – de pleister. Everaerts: “Er is een heel plan voor de komende vijf jaar in de maak. Uiteindelijk willen we behalve de pleister meer apparaten over het platform laten lopen, zodat we de huisarts helemaal kunnen ontzorgen, en we denken ook na over internationalisering. Het fundament ligt er, de rest volgt.”
Sieben: “Wij zijn bijzonder positief over dit programma van de BOM. Toen we de uitnodiging kregen, zaten we nog op punt 0. We wisten dat we heel veel dingen moesten oppakken. Maar wat doen we als eerste, hoe bouwen we een businesscase en hoe kunnen we deze financieren? Voor elk antwoord dat we kregen, kwamen er tien nieuwe vragen bij. En moet je eens kijken waar we nu staan. Zonder deze springplank waren we nog lang niet zo ver geweest.”