Brabanders genieten van het leven. De zoete inval, de koffie staat klaar, de achterdeur open. Tegelijkertijd levert de provincie geniale en superslimme technologische uitvindingen op die de wereld over gaan. Dat lijken tegenstrijdigheden, maar zijn het niet. Immers: wie goed met elkaar kan opschieten, werkt beter samen, en wie goed kan samenwerken heeft goud in handen.
Auteur Karin Sitalsing
Waar te beginnen? Och, de voorbeelden, de lijst is eindeloos. Acht open-innovatie campussen heeft de provincie, stuk voor stuk het eindresultaat van een goede samenwerking tussen lokale overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven – de zogenoemde triple helix. Een samenwerking die organisch gaat, want dit is nu eenmaal wat Brabanders doen, al eeuwen. Wie ver van de Randstad ligt en louter arme zandgronden heeft, móet wel om te overleven. En dus kwamen er boerenbonden en boerenleenbanken. En de hedendaagse interpretaties daarvan: samenwerkingsverbanden die de regio tot een wereldwijde topspeler maken op het gebied van technologie en innovatie.
De cijfers
Brabant genereert maar liefst 20 procent van het bruto binnenlands product van Nederland. Een paar jaar geleden was dit nog 15 procent en volgens de Tilburgse econoom Sylvester Eijffinger zal het in 2030 een kwart zijn. En terwijl de Nederlandse economie aan het begin van de coronacrisis met vier procent kromp, hield die in Brabant zich dapper staande – de krimp lag daar met maar twee procent lager dan elders.
- Brabant is de #1 regio in R&D uitgaven
- Meer dan 50% van de patentaanvragen in Nederland worden in Brabant gegenereerd.
- 5e sterkste regio van alle EU-regio's die octrooiaanvragen indienen bij het Europees Octrooibureau
Even een uitstapje naar het verleden
Na de Tweede Wereldoorlog kwam de industrie op. Grote namen als Philips, Unilever en Organon groeiden uit tot grote multinationals met duizenden mensen aan het werk. Maar in de jaren zeventig kregen zij het zwaar toen de economische focus verschoof van industrie naar de kenniseconomie.
Kaarten op tafel
De Brabanders hadden toen bij de pakken kunnen gaan neerzitten. In plaats daarvan zetten ze de deur open, nodigden andere partijen uit, koffie erbij, benen op tafel en een goed gesprek: hoe gaan we hier met zijn allen beter uit komen?
We weten hoe het afliep
Samenwerken dus. Maar daar heb je wel wat voor nodig. Vertrouwen, om iets te noemen. Want: hoe weet je zeker dat die ander niet met jouw idee aan de haal gaat? Niet, dus. En toch houd je de kaarten niet tegen de borst, maar leg je ze op tafel.
Vinden we hier heel gewoon, vertelt Thijs Taminiau, teamleader foreign investments bij de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM). ‘Bedrijven die een plek willen op de high tech campus in Eindhoven, mogen niet eens een eigen kantine, dat is ten strengste verboden’, vertelt hij. ‘Je moet elkaar zien en inspireren. Als je dat niet wil, is er geen plek voor je op deze campus.’
Op die manier worden ondernemers gestimuleerd om elkaar op te zoeken om sámen mooie dingen te maken. Niet alleen voor het heden, maar ook met het oog op de toekomst. Wie kan zich nog een leven voorstellen zonder CD’s of DVD’s en alle afgeleiden daarvan – en kennen we het cassettebandje nog? Allemaal kwamen ze tot stand omdat Brabanders andere Brabanders ontmoetten en besloten dat ze samen meer konden dan alleen. Dat ‘ons kent ons’ geen gimmick is maar een kracht.
Buitenlandse gasten moeten soms wennen aan die openheid, vinden die wat naïef, eng ook, merkt Taminiau tijdens werkbezoeken. Maar de feiten liegen niet. Samenwerken en vertrouwen mag anderen wat soft in de oren klinken – feit is: Brabant levert op wereldniveau.
Wie de deuren open zet, krijgt andere mensen op bezoek die andere dingen kunnen, en dát levert weer bijzondere dwarsverbanden op. Een klooster bijvoorbeeld, dat geld verdient met dank aan een vleesvervangerfabriek.
Pardon?
Nou, gasten van het Clarissenklooster in Megen kregen daar vegetarische maaltijden waar ze erg van onder de indruk waren. Dalco in Oss, dat ooit vleesproducten leverde maar overstapte op vleesvervangers, hoorde hiervan en ging met de nonnen in gesprek. Die deelden de recepturen, Dalco ging de producten maken en in de markt zetten. Zo krijgen de vegetarische snacks een groter bereik én het klooster een extra inkomstenbron.
Korte lijnen
Dit is een bescheiden voorbeeld, maar het kan veel groter. Neem Pivot Park in Oss. Het begon ermee dat medicijnfabriek Organon sloot. Bedrijven en overheden en kennisinstellingen gingen samen om tafel.
Pivot Park zette in op 43 bedrijven. Dat werden er zestig. Inmiddels heeft de nieuwe constellatie meer banen opgeleverd dan dat er verloren gingen toen Organon sloot.
Zo’n twintig jaar eerder was iets soortgelijks gebeurd in Eindhoven. Na de massaontslagen bij DAF en Philips kwam er een cluster van hightechbedrijven. Dat werd Brainport, nu een wereldwijde topspeler.
Samenwerkingen als deze kunnen alleen geschieden als de lijnen kort zijn. En dat zijn ze, letterlijk én figuurlijk, zeker in internationaal perspectief: vergeleken met landen waar je drie uur reist om op je werk te komen is Brabant een buurtschap.
Dan is er, naast korte lijnen en vertrouwen, nóg een ingrediënt voor een goede samenwerking, en dus voor succes: ondernemerschap. Crisis, denkt de Brabander? Moet jij eens opletten.
Drie grote namen en afgedwongen geluk
Dat zit ze in het bloed, zegt rector magnificus Wim van de Donk van de Tilburg University in het Financieel Dagblad: ‘Brabanders hebben iets met pielen en klooien en dingen maken. Iedereen heeft hier een schuurtje. En in die schuurtjes gebeurt van alles, waar uiteindelijk wel dingen uitkomen.’
Van de Donk vervolgt: ‘In Eindhoven mochten de ingenieurs in het NatLab op vrijdagmiddag gewoon maar wat doen. Veel uitvindingen van Philips waren het gevolg van dat aanklooien. Brabanders zijn eigenwijze donders en redeneren: Holland is ver weg, we naaien onze eigen naad wel.’
Heeft Brabant niet gewoon ook een beetje geluk gehad, met drie mannen uit drie totaal verschillende branches die zagen hoe ze wetenschap en ondernemerschap konden combineren tot iets magisch? Neem Frits Philips. Wat begon met de eerste gloeilamp eindigde in medisch-technologische ontwikkelingen van wereldniveau – we noemen een MRI-scanner, we noemen halfgeleidertechnologie, en de ontwikkeling gaat door. Of Saal van Zwanenberg, die ooit een vleesverwerkend bedrijf oprichtte in Oss. Hij zag de voordelen van samenwerken en zocht contact met apotheker Ernst Laqueur, er moest toch een commerciële toepassing te vinden zijn voor dierlijke bijproducten? Organon ging als eerste in Europa insuline fabriceren en al snel volgden hormoonbehandelingsmiddelen. Het succes van Pivot Park was er niet geweest zonder deze infrastructuur. Of neem Wim Hendrix, die begin negentiende eeuw een bedrijf begon in veevoeder. Vandaag de dag is Hendrix Genetics een wereldleider als het gaat om diergenetica.
Een overeenkomst tussen deze grote namen is dat ze familiebedrijven zijn. Die hebben weer als kenmerk dat ze zeer hechten aan de lange termijn, aan de toekomst, want dat zijn de kleinkinderen. Tegelijkertijd kunnen de tweede en derde generatie het zich vaak meer permitteren om snel te schakelen als de actualiteit daarom vraagt. Kansen pakken als die zich voordoen, kortom. Het bedrijf stáát namelijk al, dankzij een grondlegger die de weg heeft geplaveid.
Deze grote familiebedrijven hebben zeker deuren opengezet voor spin-off, én mensen opgeleid die hun kennis hebben meegenomen naar andere functies, om er dáár gave dingen mee te doen.
Ja, zegt Frits Hoeve, senior projectmanager high tech systems bij de BOM: ‘Was Philips in, zeg, Breda begonnen, dan is het niet ondenkbaar dat díe stad nu een Brainport had gehad.’ Toch wil hij het begrip ‘geluk’ wat nuanceren, want aan geluk alleen heb je niets als je er geen vervolg aan geeft. De hoogtechnische maakindustrie die Brabant groot maakt, dankt het grotendeels aan die voorgeschiedenis. ASML levert 98 procent van de wereldproductie van EUV-machines, die nodig zijn om chips te maken. Zonder ASML heeft niemand een smartphone en ligt heel Silicon Valley plat. ‘En dát zo’n bedrijf juist hier ontstaat, komt deels doordat er heel veel mensen wonen die heel goede en slimme bedenkers en makers zijn, en dát komt weer doordat ze jarenlange ervaring hebben, vaak opgedaan bij een van die grote namen. Eigenlijk is het eerder afgedwongen geluk.’
Stel, filosofeert hij, je zou met zo’n maakbedrijf je boeltje oppakken en naar China verhuizen. ‘Ik denk dat je op een plek zónder 135 jaar Philips-ervaring al begint met een paar decennia achterstand.’
Dit kun je ook omdraaien. Waarom zou je ergens op achterstand willen beginnen?
Vestig, kortom, je bedrijf in Brabant en krijg er een kant-en-klaar netwerk bij cadeau: slimme mensen met veel ervaring en ondernemingsdrang, een cultuur waarin niets te gek is en buiten de lijntjes kleuren wordt gestimuleerd in plaats van ontmoedigd, waarin je overleg voert aan de keukentafel, een plek waar mensen snappen dat je samen meer bereikt dan alleen. Wat misschien klein en soft en naïef moge klinken, maar kijk eens naar de cijfers. Er is niets kleins en softs en naïefs aan wereldwijde topinnovaties die eenvijfde van het bruto binnenlands product leveren. Kom naar Brabant, de Brabanders staan te popelen om meer moois te maken, voor nu en later. De koffie staat klaar, de deur staat open. De achterdeur, welteverstaan.